Het toekennen van gewenste water- en oeverbeelden
Er worden per watergang ook water- en oeverbeelden vastgelegd, die de gewenste ontwikkeling op de korte termijn (circa 6 jaar) weergeven. Bij het kiezen van gewenste water- en oeverbeelden moeten aspecten zoals de ligging van het water in het stedelijk gebied, de functies die aanwezig zijn, eventuele problemen (knelpunten) met betrekking tot de waterkwaliteit en eventuele geplande nieuwe ontwikkelingen in ogenschouw genomen worden. Ook wensen of ambities van het waterschap, de gemeente of belanghebbende partijen spelen een rol bij het toekennen van gewenste water- en oeverbeelden. Bedenk bij het kiezen van het gewenste waterbeeld dat het een korte termijn (6 jaar) beeld is en dat de ecologie langzaam kan reageren. Daardoor is het opschuiven van meer dan één waterbeeld (binnen waterbeelden A t/m D) veelal niet realistisch. Bij waterbeeld E kan op korte termijn (6 jaar) veelal een verschuiving naar maximaal waterbeeld C plaatsvinden. Vanuit de ecologie is achteruitgang in de waterbeelden A t/m D niet gewenst.