Het waterschap wil bij het waterbeheer toekomstgericht denken en rekening
houden met ontwikkelingen op langere termijn, waaronder klimaatverandering.
Voor de aanleg van nieuwe watergangen betekent dit dat hiervoor voldaan
moet worden aan door het waterschap opgestelde uitgangspunten, beleidsregels
en geldende regels. Voor
het analyseren van knelpunten, het toekennen
van
gewenste water- en oeverbeelden en het uitvoeren van maatregelen in het
stedelijk
water betekent dit nadenken over onder andere:
Gewenste waterdiepte: het is wenselijk dat de watergangen met voldoende
diepte worden aangelegd, conform de beleidsregels. Wordt de temperatuur
van het water te hoog, dan leidt dit tot algengroei en een slechte waterkwaliteit.
Voldoende
diepte is ook gewenst vanwege overwinteringsplekken
voor
vissen en om opwoeling van bodemslib bij gebruik van een maaiboot
te
beperken.
Doorstromingsmogelijkheden: doodlopende wateren moeten veelal worden
vermeden, dit leidt tot stilstaand water, wat kan leiden tot een slechte
waterkwaliteit. Ook voorkomen open duikers met voldoende lucht hierin
ophoping van kroos.
Oeververdediging: bij voorkeur geen harde beschoeiing, maar een geleidelijke
overgang van water naar land, zodat er ruimte is voor plantengroei.
Combinatie van opgaves met andere wensen: bij voorkeur waterbergingsopgave
combineren met een flauw talud, zodat het wateroppervlak groter
wordt
en er ruimte is voor plantengroei.
Scheiden waterstromen: streven naar het scheiden van schone en vuile
waterstromen bij de bron. Regenwater heeft vaak een goede kwaliteit en is
daarom goed te gebruiken in het stedelijk gebied.
Warmte Koude Opslag (WKO). Slim inzetten van WKO in het kader van
verwachte opwarming van het water door klimaatsverandering.